Eén van de drie basisbehoeften van een leerling is autonomie. De leerling moet in staat zijn om zelf beslissingen te maken, zelfstandig te werken en verantwoordelijkheid te dragen. Een leraar kan de opdracht en de ideeën voor het werk van de leerlingen aandragen, maar de leerlingen zijn degenen die het werk uitvoeren.
Toepassingen van autonomie
Autonoom handelen helpt leerlingen in de les, bij hun huiswerk en bij het uitvoeren van groepsopdrachten. Door hun keuzevrijheid oefenen ze met het structuur geven aan hun leerproces, zonder binnen een rigide ‘recept’ te blijven hangen. Ook geeft het de leraar handvaten om de orde te handhaven. Als een leerling zelf verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn of haar sociale gedrag en daarvan de consequenties ervaart, is hij eerder geneigd om dit gedrag onder de loep te nemen en een verstandige keuze te maken.
Hoe helpt autonoom handelen de leerling?
De leerlingen autonomie verlenen helpt om ze keuzes te laten maken, experimenten uit te voeren en verantwoordelijkheid aan te leren. Als ze mogen kiezen in welke vorm ze een werkstuk aanleveren, op welke plek ze hun huiswerk doen, en welke middelen ze gebruiken om een opdracht te vervullen, leren ze zelfstandigheid en besluitvaardigheid.
Hoe de leraar autonomie vorm geeft
Leerlingen autonoom laten handelen is een proces dat stapje voor stapje opgebouwd moet worden. Na de basisschool zijn leerlingen er nog niet aan toe om volledig op eigen houtje te werken. De kunst voor de leraar is om als aangever en steun op te treden, in plaats van als dictator.
De leraar kan steeds meer keuzevrijheid en verantwoordelijkheid in het leerproces brengen. Manieren om dit te doen zijn:
- Keuze bieden in werkvormen (alleen, in duo’s of groepjes)
- Laten kiezen waar een leerling werkt (thuis, in de bibliotheek, in de klas)
- Leerbronnen aandragen waaruit leerlingen mogen kiezen (boeken, internet, filmpjes)
- Leerlingen zelf laten bepalen welke invulling ze aan een einddoel geven (een poster, verslag, knutselproject, presentatie)
Controle houden op het leerproces
Autonomie betekent niet dat de leerlingen helemaal zelf hun boontjes moeten doppen. De leraar treedt op als aanspreekpunt en informatiebron, maar ook al handhaver en beoordelaar. Hij bewaakt de voortgang van opdrachten of leerwerk, controleert of de leerling de opdracht begrijpt, biedt eventueel extra informatie en bronnen aan en stimuleert de leerling om keuzes te maken en knopen door te hakken.
Beoordelen van zelfstandig gemaakt werk
Een leerling die autonome keuzes maakt moet worden beoordeeld op de resultaten van zijn keuzes. De docent kan individueel of in groepsverband het resultaat van leerwerk bespreken, en die linken aan de gemaakte beslissingen. Er kan dan besproken worden welke resultaten alternatieve keuzes zouden hebben opgeleverd. Zorg er voor dat kritiek altijd opbouwend is, dat de leerling ongeacht het resultaat waardering krijgt voor de getoonde inzet en dat de leerling vertrouwen krijgt in zijn autonoom handelen.
Leave a Reply